De Dag van de Godsdienstvrijheid die jaarlijks op 16 januari gehouden wordt in de Verenigde Staten, behoort tot een van de rechten van de mens die omschreven is in de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,’ Deze dag is voornamelijk gericht op het beschermen van religies en andere geloofsovertuigingen zonder enige staatsinmenging.
Om te benadrukken dat Godsdienstvrijheid niet uitsluitend van belang is binnen de grenzen van de Verenigde Staten, maar behoort tot een internationaal grondrecht van ieder mens, waar dan ook ter wereld, verdient deze dag het om onder de aandacht gebracht te worden.
Ter bescherming en bevordering van de (mondiale) vrijheid van godsdienst wordt in de Verenigde Staten sinds 1992 op 16 januari de ‘Dag van de Godsdienstvrijheid’ (National Religious Freedom Day) gehouden. Deze dag wordt jaarlijks door de president afgekondigd door middel van een zogenaamde ‘Presidential Proclamation’.
Op 16 januari 1786 werd het door Thomas Jefferson opgestelde ‘Statuut voor Godsdienstvrijheid’ (Statute for Religious Freedom) aangenomen door de staat Virginia (VS.)
Godsdienstvrijheid (ook wel vrijheid van godsdienst, vrijheid van religie of religievrijheid genoemd) is een van de klassieke grondrechten. Het houdt in dat men de vrijheid heeft zelf te kiezen om tot een godsdienst en/of andere religieuze overtuiging toe te treden en deze te belijden en te beoefenen.